Emailleren
Emaille is een glaslaag aangebracht op metaal. Als basis voor het emailleren dienen vrij zachte glassoorten, zoals boraat- en fluorideglas, waaraan dekkende en kleurende metaal oxiden kunnen worden toegevoegd. Er bestaan drie soorten emaille: opaak emaille (ondoorzichtig), transparant emaille en opalescent emaille (halfdoorzichtig). Emaille kan worden aangebracht op rood koper, zilver, goud, platina, aluminium en roestvrij staal.
Elke metaalsoort vereist een daarvoor geschikt emaille poeder, dat namelijk bij verwarmen en afkoelen net zo uitzet en krimpt als het gebruikte metaal. Het kan soms nodig zijn de achterkant ook te emailleren; contra emaille, om schilferen en barsten aan de voorkant tegen te gaan. Zo wordt ook voorkomen dat het werkstuk kromtrekt, beide lagen moeten wel in één keer worden opgezet. Voordat het poeder op het metaal wordt aangebracht moet het metaal goed worden gereinigd door schuren of beitsen (bewerken met een zuur). Het emaille poeder wordt eerst fijngemalen met een vijzel en grondig uitgespoeld met water, vuil dat wordt mee gebrand geeft lelijke zwarte vlekken. Het wordt vervolgens aangebracht met een penseel, door strooien, spuiten of dompelen, afhankelijk van de vorm van het sieraad of object. Daarna wordt het emaille op het voorwerp ingebrand (met de open vlam, of in de oven) bij een temperatuur die, afhankelijk van de gebruikte emaille soort, kan variëren tussen 690 en 880 °C. Hierdoor hechten de emailles op het metaal. Er zijn veel uiteenlopende technieken van emailleren onder andere émail cloisonné, het émail champlevé, plique à jour en grisaille technieken.
(letterlijk: emaille in omheind veld)
De cloisonné techniek werd al toegepast in de 5e eeuw voor Christus. Bij émail cloisonné wordt het te emailleremotief opgebouwd uit dunne zilveren, koperen of gouden platte draadjes, die als het ware de omheining vormen voor veldjes (cloisons) die met emaille worden gevuld. Elke kleur is dus opgesloten in zijn eigen cel.
(letterlijk emaille tussen verhoogde velden)
Net als bij het émail cloisonné gaat het om een zeer oude techniek die vooral in de middeleeuwen (vnl. vanaf 11e en 12e eeuw) veel werd toegepast. Hierbij wordt het emaille in velden in het metaal verzonken. De techniek is afgeleid van het émail cloisonné, waarbij veldjes op metaal worden afgegrensd (cloisons) door hierop bevestigde platte, dunne stripjes metaal, en vervolgens gevuld met emaille. Net als bij het émail cloisonné zakt na een ovengang het emaille door samenvloeien in; de veldjes moeten dus weer worden bijgevuld en het werk moet opnieuw de oven in. Uiteindelijk word de toplaag gladgeslepen en gepolijst; men kan ook op het laatst de glans na het gladslijpen terugbrengen door een laats
Bij de piqué à jour techniek is, in tegenstelling tot de andere emailleertechnieken, er géén metalen bodem. In plaats daarvan worden van dun goud- of zilverdraad, of door uitzagen, heel kleine veldjes gemaakt (zie voorbeeld hiernaast) die worden gevuld met transparant emaille. Je kunt dus door deze veldjes heenkijken, vandaar de naam vensteremaillen. Meestal wordt de piqué à jour techniek toegepast bij sieraden. Het emailleren volgens dit procédé vergt enorm vakmanschap, zowel van edelsmid als emailleur. De objecten dienen wat soldeerwerk, bevestigingsspelden e.d. volledig klaar te zijn voordat zij, gevuld met emaille poeder, de oven in gaan. De onderlaag van het emaille wordt in de oven ondersteund met mica om het weglopen van het vloeibare hete emaille te voorkomen.
Deze term betekent letterlijk dat men een schildering van gekleurd emaille aanbrengt op een ondergrond van metaal. Bij deze techniek gaat het eigenlijk altijd om miniaturen of bijvoorbeeld het beschilderen van horloges.te keer kort branden in de oven.